Basistechniek
Linnen: kruisen, wringen, kruisen
Halflinnen: kruisen, wringen
Gewrongen linnen: kruisen, wringen, kruisen, wringen
Kant is ontstaan in de 16de eeuw. Eerst leerden moeders hun dochters klossen, algauw ontstonden overal kantscholen. In Brugge waren er verschillende grote kantscholen, zoals de "de Foereschool" en de Kantschool van de Zusters Apostolinnen. Waar kantonderwijs ook in Brugge ooit een middel was om arme gezinnen een bestaansmiddel te geven, is dat over de eeuwen heen geëvolueerd tot het in stand houden van een unieke hobby. Maar ook voor het toerisme in de stad is kant en de kantgeschiedenis op zich een bijzonder belangrijk item. Het kantgebeuren blijft op heden één van de toeristische sterkhouders waar ook het stadsbestuur promotioneel heel wat aandacht aan blijft besteden.
Het Kantcentrum is ontstaan uit de Kantschool van de Zusters Apostolinnen. Die richtten in 1970 de vzw Kantcentrum op, om het kantonderwijs nieuwe kansen te geven. Twee jaar later nam de vzw de Kantschool over. De zusters zijn intussen verdwenen uit de vzw Kantcentrum. In 2014 heeft het Kantcentrum de historische kloostergebouwen op het domein Adornes verlaten om zich te vestigen in de voormalige Kantschool van de Apostolinnen (op hetzelfde domein). Het Kantcentrum geeft nu kantcursussen, heeft een eigen gespecialiseerde uitgeverij in kantboeken en patronenmappen, exploiteert een kantatelier, geeft sedert 1978 een viertalig kantmagazine uit en organiseert een docentenopleiding. Het Kantcentrum is uitgegroeid een wereldvermaard kenniscentrum met betrekking tot kant in de meest brede zin van het woord.
Linnen: kruisen, wringen, kruisen
Halflinnen: kruisen, wringen
Gewrongen linnen: kruisen, wringen, kruisen, wringen
Kantgroep: doorlopende draden
Ontstaan in de 17de eeuw, geëvolueerd uit de Oud-Vlaamse kant met doorlopende draden
Grond: veel sneeuwvlokken en warrig grondwerk van allerlei tralies
Volwerk: linnenslag, hier en daar een accent in halve slag
Tekeningen: abstract, verkapte repetitieve motieven, bloemen, ranken, dieren
Versieringen: siergronden, inkelogen aan de rand, geschulpte randen of zelfkant “toveressenwerk” als er zeer veel vierkante kunstslagen terug te vinden zijn en wanneer geklost met zeer fijne draad
Kantgroep: doorlopende draad
Uitgevoerd in kreemkleurige zijde en gaat terug tot de 18de eeuw
Grond: lichte tulegrond
Volwerk: linnen, het gebruik van een dikke zijdedraad als reiziger geeft de kant een satijnachtig uitzicht
Motieven: zijn omgeven door een sierdraad
Tekeningen: soms bloemen of loverranken
Versiering: openluchtjes, siergronden
Kantgroep: doorlopende draad
Ontstaan in de 18de eeuw in de streek van Chantilly bij Parijs
Geklost met zwarte, uitzonderlijk ook met witte zijde
Grond: Rijselse tralie
Volwerk: halflinnen met sierdraad eromheen
Tekeningen: bloemmotieven, dikwijls in grote stukken uitgevoerd. Wordt soms in delen geklost en dan onzichtbaar aaneengehecht
Versieringen: lichte siergronden tussen het volwerk
Kantgroep: doorlopende draad
Tekeningen ontworpen naar oud gesneden werk dat in het Musée de Cluny wordt bewaard, meestal geometrisch
Grondwerk: vlechten
Volwerk: linnen, halflinnen en gewrongen linnen
Versieringen: inkelogen aan de vlechten, kunstslagen, venetiaanse vlechten
Kantgroep: doorlopende draad
Ontstaan in de 18de eeuw in de omgeving van Parijs
Grond: zeshoekige tralie
Volwerk: linnen of halflinnen omgeven door een sierdraad
Tekeningen: vooral bloemen, bladeren of ranken, dieren
Versieringen: siergronden tussen de motieven, rozengrond, vierkante kunstslagen, inkeloogjes aan de rand
Kantgroep: doorlopende draad
Eenvoudigste kantsoort, ontwikkeld uit de voorlopers
Gronden: eenvoudige en samengestelde tralies
Volwerk: linnen, halflinnen en gewrongen linnen
Tekeningen: geometrisch
Versieringen: spinnen, waaiers, palmen, sporadisch kunstslagen, soms sieraden
Kantgroep: kant met afgeknoopte delen
Ontstaan: is geëvolueerd uit de 18de eeuwse Brabantse en Brusselse kant in delen, en kan gezien worden als een heropbloei van de Oud-Vlaamse kant in delen vanaf halfweg de 19de eeuw
Grond: de delen worden vaak verbonden met vlechtjes, met of zonder inkelogen
Volwerk: afwisselend linnenslag en halve slag
Tekeningen: zeer typische bloempjes, klavertjes, ranken, blaadjes en bolletjes
Versieringen: sierdraad omheen de motieven, reliëf door opgehoogde nerven, vierkante kunstslagen als bloemhartje
Brusselse Duchesse heeft steeds een medaillon in naaldkant (Brusselse gaaskant) die in de kant genaaid wordt
Kantgroep: kant met afgeknoopte delen
Ontstaan: geëvolueerd uit de 18de eeuwse Brabantse en Brusselse kant in delen
Grond: vlechten met of zonder inkelogen, koordjes
Volwerk: motieven in linnenslag, halve slag en gewrongen slag
Tekeningen: bloemen, blaadjes, ranken,… zwaantjes en dierenfiguren. Meestal bevat het ontwerp natuurelementen of een natuurlijk tafereel
Versieringen: bladvormige kunstslagen, open luchtjes
Kantgroep: doorlopende draad
Oorsprong ligt in de 2de helft van de 17de eeuw in Valenciennes
Grond: Brugse Valenciennes met ronde tralie of Ieperse Valenciennes met vierkante tralie
Volwerk: erg gesloten linnen geaccentueerd door ringske eromheen
Tekeningen meestal ontleend aan de natuur: bloemen, bladeren, ranken, dieren
Versieringen: openluchtjes in de motieven, bolletjes als zaaimotief in de traliegrondinkeloogjes aan de rand
Kantgroep: doorlopende draad
Evolutie van de oud-vlaamse kant uit de 17de eeuw
Grond: vijfgaatjesgrond of Vlaanderse tralie
Volwerk: linnen omgeven door een sierdraad
Tekeningen aan de natuur ontleend: bloemen, ranken, dieren
Versieringen: openluchtjes en sneeuwvlokken tussen en in de motieven, bolletjes en zaaimotieven in de traliegrond, inkeloogjes aan de rand
Kantgroep: doorlopende draad
Ontstaan in de 18de eeuw
Grond: zeshoekige tralie, ijsgrond genoemd
Volwerk: linnen met sierdraad eromheen
Tekeningen: ontleend aan de natuur
Versieringen: siertralies, vierkante kunstslagen in en tussen de motieven, inkeloogjes aan de rand
Kantgroep: doorlopende draad
Vereenvoudigde versie van de Mechelse kant, vooral bekend geworden in de 2de helft van de 19de eeuw
Grond: zeshoekige tralie “tule”
Volwerk: linnen met een sierdraad eromheen
Tekeningen: voornamelijk bloemmotieven
Versieringen: siertralies en openluchtjes in de motieven, rozengrond, vierkante kunstslagen, zaaimotieven in de traliegrond, inkeloogjes aan de rand
Kantgroep: kant met afgeknoopte delen
Ontstaan: ontwikkelde zich uit de Duchesse eind de 19de eeuw en kan gezien worden als een gekloste imitatie van de 17de eeuwse Venetiaanse naaldkant met dezelfde benaming
Grond: min of meer korte spijltjes al dan niet met een inkeloog
Volwerk: hoofdmotief is een 3 of 5 bladig roosje met een open luchtje in linnenslag, daarnaast zien we krullen, visjes, boontjes en blaadjes
Tekeningen: guirlandes van roosjes, bloementaferelen
Versieringen: open luchtjes, lichte siergronden zoals tule en spiegeltralie, beetje halve slag. De rosaline perlé krijgt in het hart van het roosje een parel genaaid in naaldkant